Wonen
in Nederland is is een kunst apart. Je woont boven, onder en dicht
naast elkaar en het is dan ook een hele toer om het allemaal gezellig
te houden. Vrijstaande huizen zijn er nauwelijks en als je ze al
vind zijn dan zijn ze meestal voor mensen die het geld op stapeltjes
hebben liggen. Dat hebben wij helaas niet maar dank zij onze unieke
stationswoning wonen we momenteel zonder aan ons vastzittende buren.
Ik heb vanaf de tijd dat wij wisten dat we naar Bovenkarspel zouden
verhuizen altijd gedacht en gezegd dat één van de moeilijkste
dingen van het wonen de omgang met je buren is. We zitten hier in
Nederland zo dicht op elkaar dat ik er beroerd van wordt. Het
spreekwoord “een goede buur is beter dan een verre vriend is” heb
ik helaas zelden ervaren want welke buren we ook gehad hebben, ik kan
er boeken over schrijven. In 1971 en pas in Bovenkarspel gearriveerd
hadden we het druk, want het huis was nieuw en verhuizen geeft een
puinhoop.
Horen
en zien verging je, timmeren, zagen en boren was aan beide zijden van
ons huis ieder weekend aan de orde. Ik dacht in eerste instantie een
beetje naief “ok” ze zijn net verhuisd dus moet er vanalles
gedaan worden om het huis naar je zin te maken, maar na een jaartje
kreeg ik de indruk dat ze aan beide zijden van ons een totaal nieuwe
woning aan het bouwen waren. Het hield niet op. Ondanks dat hadden we
het eigenlijk best goed met elkaar. We waren ook wel erg op elkaar
aangewezen want de families woonden ver weg en we waren allemaal nog
erg jong en onervaren op allerlei gebied. Dus liepen we in het begin
bij elkaar de deuren plat. Ook werd de afscheiding tussen de tuinen
opengelaten, zodat de kinderen gemakkelijk bij elkaar konden gaan
spelen. Op die manier hadden we een goede sociale controle gecreëerd
en konden we gemakkelijk een oogje in het zeil houden. Maar
langzamerhand begonnen ook de ouders van die kinderen door de tuinen
heen te lopen en op het laatst was ik met onze tussenwoning zo`n
beetje het België van de Hugo de Grootsingel. Ik zat er nou eenmaal tussenin. Toen er ongevraagd een
babyfoondraad via ons huis naar de buren aan de andere kant werd
gelegd was voor mij de maat vol. Allereerst gingen bij mij de tuinen
dicht en probeerde ik mijn leven toch weer iets meer op ons eigen
gezin te richten. Of me dat in dank werd afgenomen weet ik niet.
Niemand heeft ooit iets gezegd maar het drukke verkeer tussen de
huizen om ons heen bleef onverminderd doorgaan. Het timmeren trouwens
ook. Toch was het gelukkig niet allemaal kommer en kwel. Met de buren
van de overkant hadden we een geweldig contact. Misschien was dat wel de reden dat het zo goed ging. We zaten in
ieder geval niet zo op elkaars lip dus daar konden geen moeilijkheden
van komen. Zij hadden inderdaad dezelfde problemen op het gebied van
de geluidshinder en hebben zelfs een poging gewaagd om een
geluidwerende wand op de binnenmuur tussen de kamers te plakken.
Helaas hielp het niet. Het meest idiote wat betreft geluidshinder dat
ik met hen heb meegemaakt gebeurde op een avond dat we allebei alleen
thuis waren. Waar de mannen waren weet ik niet zo precies meer maar
waarschijnlijk waren ze samen op stap naar het basketballen met de
oude bodemloze “eend” van de overbuurman. Op die bewuste avond heeft de buurvrouw mij via de telefoon volledig laten meegenieten van de
bevalling van haar buurvrouw. Dat was zo duidelijk te horen dat ik
na vele malen de vermelding gekregen had dat er geperst moet worden
beloond werd op de mededeling dat de baby een meisje was. Verdere
details zal ik in dit stukje maar achterwege laten maar ook die
werden mij tot in de finesses doorverteld. Achteraf denkend vind ik
het gewoon misdadig is het om zulke gehorige huizen te bouwen en dan
ook nog met de huiskamers tegen elkaar aan. Je kon eenvoudigweg niet
naar muziek luisteren zonder je buren te hinderen, ook al zet je de
radio of tv nog zo zacht. En dan hadden wij nog geluk. Vrienden van
ons vertelden ons dat zij in de huiskamer regelmatig beloond werden
met het geluid van het doortrekken van de wc bij de buren. De
architect van die huizen had dus helemaal niet nagedacht, want de wc
van de een was tegen de huiskamer van de ander gebouwd. Ook
gesprekken en andere activiteiten in de slaapkamers bleven niet
altijd binnenskamers.
Geluidshinder
is een van de meest ergerlijke dingen die er bestaan en op een
gegeven moment na een jaartje of vier was ik helemaal op. Niemand die
het begreep. Ik met mijn slechte oren zou daar toch veel minder last
van moeten hebben, dachten zij. Helaas is niets minder waar want door
die oren ben je veel alerter op je omgeving dus kwam het allemaal
net zo hard aan. Op een gegeven moment bevroor ik al als er maar
muziek te horen was. Alleen het idee al dat je niet bij machte was om
dat op te laten houden bracht me tot wanhoop. De overburen waren
intussen al verhuisd naar Blokker en ook ik liep hard te denken aan
verhuizen. Maar ja wat dan? Een hoekhuis leek nog de beste optie
want dan kon de ellende maar van één kant komen. Geen België meer,
geen geren tussen de twee woningen waar we tussenin zaten en hopelijk
eindelijk wat minder getimmer in de weekenden.
Onze
nieuwe hoekwoning had helaas wel een open keuken, maar voordeel was
dat de kamers in ieder geval niet tegen elkaar aan gebouwd waren. Het
was al een gesettelde buurt, dus het allemaal nieuw verhaal zou ook
niet meer voorkomen. Ook ik had ervan geleerd en bleef een beetje op
de achtergrond. De buren waar ik met argusogen naar uit had gekeken
leken "normaal" en dat waren ze achteraf ook. Helaas gingen die heel
snel verhuizen en was aanleiding tot een periode “doorgangshuis”,
waar je ook niet vrolijk van werd. Allereerst een man, een vrouw en
een kind van ongeveer twee jaar. Getrouwd of niet weet ik niet en dat
deed er ook eigenlijk helemaal niet toe. Wat er wel toe deed was het
feit dat die kleine jongetje kans zag de hele nacht te gaan liggen
huilen en gillen, waardoor de moeder uit wanhoop met de deuren ging
lopen smijten en dat pa zich daar dan met zijn beslist niet zachte
stemgeluid ook eens mee ging bemoeien. De eerlijkheid gebied me te
zeggen dat ik daar dank zij mijn oren praktisch geen last van had
maar mijn mede gezinsleden des te meer. Daarbij had buurman nog een
andere onhebbelijkheid die mij wel mateloos ergerde. Hij parkeerde
zijn grote gifgroene bestelbus precies bij ons voor de ramen, zodat
ons alle uitzicht ontnomen werd. Doch dank zij de nachtelijke herrie
werd dat probleem snel opgelost. Pa was het na een klein half jaartje
helemaal zat en nam de kuierlatten. Hij is nooit meer gezien en
enkele maanden later stond het huis weer te koop.
Het
volgende echtpaar was een toppertje. Zij hebben het ook het
langst naast ons uitgehouden. Het begon niet zo goed, want toen ze
kwamen hadden ze nog een hond die beslist niet alleen kon zijn. Dus
als zij hem even alleen thuis lieten, zat dat beest de hele tijd te
janken in het huis. Ook in de tuin was hij nauwelijks stil te
krijgen. Doch de geboorte van hun eerste kindje loste alles
op want hij was jaloers op de baby en moest met veel verdriet naar een ander familielid
verhuizen. Later kwamen er nog twee kindjes en het werd zowaar een behoorlijk kinderrijke buurt. Het was een
geweldige tijd. Appeltjes gevechten over de schutting, barbeque in
een van de tuinen en gewoon alles wat normaal het leven met buren zo
gezellig maakte. We liepen elkaar absoluut niet voor de voeten maar
als er wat was dan konden we een beroep doen op elkaar. Het meest
dwaze voorval was in de zomervakantie. Dat jaar hadden de buren twee Marokkaanse meisjes in huis genomen waarvoor zij als gastouders
fungeerden. Die meisjes gingen natuurlijk ook met onze
kinderen om. Op een gegeven moment kreeg ik een tip van de buurvrouw dat ze
ontdekt had, dat de meisjes onder de hoofdluis zaten en of ik ook bij
mijn kinderen eens even moest controleren. Het verhaal alleen
bezorgde mij natuurlijk al jeuk op mijn hoofd en hoewel ik nog nooit
met die beestjes in aanraking was gekomen hoefde ik niet lang te
zoeken. Jahoor, bingo, het loopt, heeft vleugeltjes en het jeukt
verschrikkelijk, zeker als je weet dat je die bewoners op je hoofd
hebt. Niet alleen de kinderen maar ook ik vond ze overal in mijn
haar. Gerverderrie, wat moest je daar nu weer aan doen. Hoewel het
eigenlijk onzin was schaamde ik me dood om naar de drogist te gaan om
een hoofdluis middel te gaan kopen. Natuurlijk heb ik dat wel gedaan
en na vele malen behandelen en uitkammen zijn we er allemaal wel weer
afgekomen, maar het was best een jeukerige ervaring. Komen de meeste
kinderen er van school mee thuis, nee hoor wij hadden zoiets midden
in de zomervakantie. Toch was het een mooie tijd, die abrupt eindigde
toen zij verhuisden naar Het Gooi. Dat is ook de enige keer dat ik
wel even moest slikken toen er buren weggingen, en sterker nog, ik
hield het zelfs niet helemaal droog. Nummer vier in het rijtje van
onze buren was een man met een zoontje van een jaar of zes die altijd
vreselijk liep te vloeken. Hij zoop als een ketter en als hij dronken
was kon hij zijn handen ook niet thuis houden. Een moeder kan ik me
niet herinneren, maar Karel zegt me dat hij zich herinnert dat zij
verrot werd gescholden in de achtertuin. De meest angstige ervaring
was op een dag dat ik die kleine jongen in de schuurgang argeloos
vroeg of hij gevallen was, want zo zag hij eruit. Hij gaf zonder
schroom toe dat zijn vader hem sloeg, terwijl die juist de schuur uit
kwam en het hele gesprek gehoord moest hebben. Stom van mij, maar
aan die mogelijkheid had ik geen moment gedacht. Schreeuwen en
vloeken ja, maar je kind in elkaar slaan! Ook durfde ik, laf dat ik
was, op dat moment geen stappen te ondernemen, omdat hij wist dat ik
op de hoogte was, zodat het een koud kunstje was om te weten wie hem
had aangegeven. Trouwens niemand in de straat deed wat. Ze kletsten
onderling, hadden medelijden met mij omdat ik er naast zat, maar
negeerden mijn verzoek om hem aan te geven omdat ik het niet wilde
doen omdat ik er pal naast zat. Het nummer van de kinderbescherming
lag sindsdien wel op mijn bureau en als ik zelf zou hebben gezien dat
hij zijn kind mishandelde had ik wel gebeld. Tot mijn grote
opluchting heeft waarschijnlijk de school van die jongen de nodige
instanties aan het werk gezet en was het hele gezin ineens met de
noorderzon vertrokken. De laatste bewoners in die hele rij die wij
meemaakten was een gezin die een taal spraken die ik eerst helemaal
niet thuis kon brengen. Uiteindelijk bleken het portugezen te zijn.
Hij sprak redelijk nederlands en werkte ergens in de bouw. Het waren
heel rustige mensen die bijna nooit thuis waren. Wat een rust na dat
gevloek en getier. Zo kon het dus ook! Uiteindelijk zouden we daar
nog maar kort van genieten, want wij wisten al dat het eind van onze
Bovenkarspelse periode in zicht was. Na enkele maanden verhuisden we
naar Opperdoes waar het begrip buren ineens een heel andere betekenis
kreeg.
Zie ook Buren-2
Zie ook Buren-2
Geschreven: Opperdoes, 28 september 2006
Dagtekening: 1971-1998